Zoönomische jaarcyclus

 

Zoönomische jaarcyclus

Met een Spreker voor de Levenden als onderdeel van de organisatie begint jouw Zoöp de zoönomische jaarcyclus te volgen. Dit is een leerproces om je te helpen begrijpen hoe jouw organisatie deelneemt aan lokale en verder verspreide ecosystemen. Op basis van dit begrip werk je uit hoe jouw organisatie de gezondheid van deze ecosystemen kan gaan ondersteunen. 

De zoönomische jaarcyclus komt neer op het beantwoorden van vijf vragen elk jaar. We hebben handige werkbladen ontworpen om Spreker voor de Levenden en hun Zoöps te helpen bij het doorlopen van deze vragen.

Vraag 1 - Identificeren

Welke lichamen vormen de Zoöp? Welk ander-dan-menselijk leven woont in of bezoekt de Zoöp? Bomen? Vogels? Bodemleven? Insecten? Welke menselijke artefacten vormen de structuur van de Zoöp? Hekken? Gebouwen? Wegen? Ondergrondse infrastructuur? Bodemlagen? Welke juridische entiteiten geven vorm aan de Zoöp? Contracten en contractpartijen? Eigenaren/verhuurders? Huurders? Wetten en gemeentelijke voorschriften? Brandweervoorschriften? Welke organisatorische organen spelen een rol? Bestuur? Productieteams? Management? Communicatieteam? Welke publieken of klanten zijn relevant, en hoe geven hun verwachtingen vorm aan wat je doet? 

Het is handig om op te merken dat het onmogelijk is om deze vraag compleet te beantwoorden. Maar het is wel goed mogelijk om te zien waar je kan beginnen: om te zien welke lichamen een belangrijke rol spelen in de vorm van jouw Zoöp. Door de jaarlijkse cyclus te volgen, verdiept en verfijnt de kennis van je Zoöp zich elk jaar.

Vraag 2 - Waarnemen en luisteren

Wat zijn de leefwerelden van deze lichamen? Hoe ervaren deze lichamen hun omgeving? Wat voor zintuigen hebben ze en op welke  signalen reageren ze en baseren ze hun keuzes? Welke rollen spelen ze voor andere lichamen? Door met deze vragen te werken, leren de menselijke Zoöp-deelnemers hun Zoöp zich te verplaatsen in andere soorten deelnemers aan hun Zoöp.

Vraag 3 - Karakteriseren

Vormen deze lichamen degeneratieve, regeneratieve of neutrale relaties? In degeneratieve relaties profiteren sommige deelnemers ten koste van andere deelnemers. In regeneratieve relaties gedijen alle betrokken deelnemers. Deze vraag omvat zowel kwalitatieve als kwantitatieve aspecten. Cijfers over emissies, afvalstromen, lichtvervuiling, geluidsoverlast en het vasthouden of laten stromen van water kunnen belangrijke indicatoren vormen voor de kwaliteiten van bepaalde relaties. Voor levende lichamen heeft de beoordeling van de kwaliteit van relaties te maken met zaken als huisvesting/habitat, veiligheid, voedsel, de mogelijkheid om relaties aan te gaan en zich voort te planten, en de mogelijkheden om te kiezen.

Het beantwoorden van deze vragen onthult de ecologische pijnpunten van jouw organisatie en haar operationele sfeer, en geeft een scala aan mogelijkheden voor interventies om de sociaal-ecologische integriteit te verbeteren.

Vraag 4 - Focussen

Aan welke (clusters van) degeneratieve relaties moeten we dit jaar (en mogelijk langer) werken om ze te transformeren tot regeneratieve relaties en wat moeten onze doelen voor dit jaar zijn? Aan welke doelen kunnen we werken binnen onze eigen organisatorische capaciteiten? Voor welke doelen moeten we samenwerken? Met welke andere partijen? Dit zal vaak onderzoek met zich meebrengen.

Vraag 5 - Interveniëren

Waar, wanneer en hoe precies moeten we ingrijpen in deze degeneratieve relatie om deze te veranderen in een regeneratieve? Of waar, wanneer en hoe precies moeten we ingrijpen in regeneratieve relaties om ze te versterken en meer deelnemers erbij te betrekken?

Door in kaart te brengen welke lichamen wat voor soort relaties met elkaar hebben, wordt een scala aan mogelijke keuzes voor interventies duidelijk. Om de regeneratieve doelen te bereiken, worden specifieke interventies gepland in de werkwijze van de Zoöp. Elk jaar zal een Zoöp meerdere interventies uitvoeren om degeneratieve relaties om te vormen tot regeneratieve relaties, of om regeneratieve relaties uit te verrijken en verstevigen.